Alle berichten van Hansvg

Oerwoud

In het oerwoud

van mijn gedachten

slingeren

takken en lianen

zich om

de takken en lianen

Bladeren vallen

of verstikken

Gevallen stammen

steunen, liggen

tussen takken

tussen struiken.

Hier kan het

Donker zijn

Maar ik weet

dat er stralen zijn

van zonlicht,

licht

tussen het gebladerte,

boven mijn hoofd

En jij en ik,

Samen zullen we het vinden

Witte dans

Witte confetti dwaalt

en danst

in witte vlekjes dons

onzichtbaar

door de donkere nacht

En valt

op het witte kleed

waarmee de bodem

is bedekt

Donker en verborgen

Alleen waar het licht schijnt

dansen de vlokjes

Alleen in het licht

Een schreeuw

Een harde schreeuw, een deur die met een dreun dichtklapt en voeten die in volle vaart de trap afrennen. En dan opnieuw een harde dreun van de voordeur. En dan wordt het stil. Heel stil. Ik loop haastig naar het raam om twee voeten juist om de hoek en misschien mijn leven uit te zien verdwijnen. De stilte is nu oorverdovend.

Met bibberende benen en een verhoogde hartslag overzie ik het strijdtoneel van de afgelopen tien minuten.  Papieren liggen tussen de scherven van het serviesgoed, natte bruine plekken verraden waar de koffie terecht is gekomen. Ik buk me naar de ravage en met trillende vingers vis ik de scherven uit de nattigheid, en gooi de restanten van wat eens mijn favoriete koffiekop was wat ontdaan in de vuilnisbak. Scherven van verleden, van verloren geluk. De papieren, waar ik zojuist nog zo druk mee bezig was bieden een troosteloze aanblik, doordrenkt van koffie. Niets meer mee te beginnen, dus ze volgen de scherven richting vuilnis. Ik kan altijd nieuwe exemplaren uitprinten.

Met een doekje verwijder ik vervolgens de rondgespetterde koffie. De uiterlijke sporen van het afgelopen kwartier zijn nu uitgewist. De innerlijke nog niet, mijn hart gaat nog steeds tekeer, mijn ademhaling is gehaast. Allerlei emoties strijden om een plaatsje in de voorgrond, woede, teleurstelling, verdriet, wanhoop, zeg het maar. Het is een bonte werveling van emoties.

Ik schenk mezelf nieuwe koffie in uit de pot en twijfel vervolgens of ik deze wel wil drinken. Toch maar liever een borrel? Ik besluit met de borrel toch nog even te wachten en neem, staande voor het aanrecht, een slok koffie. Het smaakt me niet, ik proef nauwelijks iets. Ik kan niet blijven staan, kan niet zitten, geen idee waar ik moet blijven. Onrustig been ik met grote stappen de kamer op en neer. Zo nu en dan stop ik bij het raam. Niemand te zien, de buitenwereld lijkt de adem in te houden.

Ik pak mijn telefoon, maar mijn oproep wordt niet beantwoord. Ook niet als ik het nog een keer probeer. Dan misschien toch maar een borrel. Het huis durf ik niet te verlaten, stel dat ze zo meteen toch nog terugkomt, ik wil mijn kansen op contact, een weerwoord en een antwoord niet vergooien. Ik wil boos zijn, verantwoording vragen, confronteren met alles wat is gezegd en verweten, ik wil laten horen hoe het me heeft geraakt, welke pijn me steekt, me verteerd. Ik wil schreeuwen en het spel opnieuw beginnen, ik wil gillen, mijn wanhoop en mijn woede de wereld in. Ik wil, ach, wist ik maar wat ik nu echt wilde.

Als na een kwartier mijn telefonische oproep dan eindelijk wordt beantwoord is van mijn tirade weinig meer over en weet ik wat ik wil zeggen.

“Schat, het spijt me. Ik hou van jou.”

’s Nachts schrijven

Het is een kwestie van het goede moment. En dat is nu aangebroken, dus:

‘Ik heb het allemaal al gepland, nu gaat het gebeuren!’ zeg ik tegen mijn vrouw en kinderen. Naar hen opkijkend ontmoet ik de vragende blikken. Je ziet ze denken: ‘Wat heeft-ie nu weer bedacht?’ Afwachtend kijken ze me aan. Nu ik de aandacht heb, moet ik niet te lang wachten.

Ik haal even diep adem, en kom met mijn aankondiging.

‘Komende vrijdagnacht ga ik niet slapen: ik ga schrijven. Ik voel dat het nu gaat lukken!’

Niet iedereen slaagt er even goed en serieus in om naar mij te blijven luisteren. Naast de ongelovige gezichten en opgehaalde schouders is de eerste afdwalende blik gevonden. Maar ik laat me er niet door afleiden. Ik heb een voornemen gemaakt, mijn besluit is genomen en niets zal me daar van af kunnen houden.

Iedereen weet immers dat de nacht bij uitstek geschikt is om te werken. Heerlijk, rust! Niemand die je stoort, geen lawaai op straat, niemand die tegen je aanpraat, niemand die nu en wel meteen dingen van je gedaan wil krijgen, zodat er van echt schrijven natuurlijk geen ene donder terecht kan komen. Vroeger al, als student, heb ik die vroege nachtelijke uurtjes leren kennen en waarderen. Ze omarmden mij en ik hén. Misschien gedwongen, waren we op elkaar aangewezen, en misschien lag de dringendste noodzaak aan mijn kant, maar we hebben veel tot stand gebracht samen. Ik kan wel zeggen, dat mijn tentamen- en examencijfers nog steeds met warme, dankbare gevoelens terugdenken aan die heerlijke en productieve nachtelijke uurtjes.

En nu zal het dan weer gebeuren, ik verheug me er al op. Eindelijk zal ik mijn uurtjes weer wakend en werkend ontmoeten, al die keren dat ik de nachtelijke uurtjes feestend tegenkwam laat ik hier buiten beschouwing. Dat is geen werk, tenslotte.

De hele dag en avond houdt mijn voornemen me bezig. Ik kan niet wachten tot iedereen naar bed zal zijn. En dat duurt lang. Maar tegen twaalven verdwijnt dan toch eindelijk iedereen naar de slaapkamers. Ik haal even diep adem. Het is zover. Het is stil. Daar zet ik me dan, de pen in de hand, het papier voor me. Ik heb een goed glas wijn tactisch opgesteld, de fles niet al te ver uit de buurt. Een blokje kaas voor de broodnodige innerlijke versterking. En iedereen te bed. De woorden vloeien als het ware onder druk uit de pen.

Een enkele keer stopt de pen en volgt een moment van rust, van bezinning, een moment waarop de inspiratie haar voorbereidende werk doet. Het is ook een prima moment om te zorgen dat het wijnglas ook in goede conditie blijft. En daarna ijlt de pen zich verder. Op zo’n rustmoment concentreer je je het best, als je heel even de ogen dicht doet. Héél even. Het is een extra momentje van diepere stilte en afzondering van je omgeving. Het ordent je gedachten zo fijn.

Als ik ze weer ogen doe, vind ik mezelf op het vel papier terug. Er komt weer licht door de gordijnen naar binnen. Wat gedesillusioneerd en bestoppeld richt ik mij van het niet geheel gevulde vel papier op. Het vel is dan misschien niet helemaal vol, het glas in ieder geval ook niet meer. Sommige zaken waren dan toch in ieder geval goed tot een einde gebracht.

‘Nog een paar woorden, een paar zinnen’, zeg ik tegen de met een nauw verholen glimlach op het gelaat binnentredende huisgenoten. IJverig kras ik nog wat op papier. Ik hoor zacht gegrinnik. Wie weet hoelang ze me op het papier hebben laten liggen, de stiekemerds!

‘Het was een goede nacht,’ zeg ik, terwijl ik de papieren bij elkaar raap en weg strompel naar de slaapkamer.

De kunstenaar

Vanuit mijn hotelkamer heb ik goed uitzicht op de straat. Het uitzicht vanaf de eerste verdieping op de gebeurtenissen beneden is dan ook prima. Een wat schichtige man met een zwart jasje en een donker gebruinde huid loopt voorbij en stopt voor het pand naast het hotel. Van onder zijn jasje haalt hij een blauw stuk doek of zoiets tevoorschijn, dat hij aan de zijkant van het voetpad opgevouwen op de grond legt. Merkwaardig. Geboeid kijk ik toe om vooral niets e missen van wat er nu gaat gebeuren. Dan bukt de man zich naar de grond en gaat met zijn knieën op de blauwe doek zitten. Zijn handen heft hij op.

Verbaasd volg ik de handen. Zit hij nu midden op de stoep te bidden? Dan zie ik dat de handen niet gevouwen zijn, maar geopend. Hij houdt ze tegen elkaar als een kommetje voor zich uit. De handen zijn niet leeg. Opdat de voorbijgangers toch vooral niets van zijn bedoeling zullen missen, heeft hij iets belangrijks in zijn handen gelegd. Ik ziet enkele munten liggen, aan de grootte te zien zijn het munten van één of twee euro. Deemoedig buigt hij het hoofd, houdt zijn handen voor zich uit en wacht op de dingen die komen gaan.

Er komen mensen uit het pand waar hij voor is gaan zitten. Ze hebben gevulde boodschappentassen in de hand. De man heeft precies voor de uitgang van een supermarkt postgevat. Niet zonder succes. Zo nu en dan worden er muntjes in zijn handen gelegd. Als de gevers zijn doorgelopen zie ik hoe de man zijn buit bekijkt. Opdat niemand zijn rijkdom zal zien, of zal denken dat hij al veel heeft gekregen, worden de gekregen muntjes met zorg in zijn broekzak gestopt. En dan gaan de handen weer naar voren.

Omdat een ontbijt ’s ochtends best prettig is verlaten we onze hotelkamer. Een drie kwartiertjes later zijn we voldaan weer terug. Nieuwsgierig kijk ik uit het raam. De man zit er nog steeds, en nog steeds in dezelfde houding.

Ook het tafereel en de gebeurtenissen zijn hetzelfde. Een gekregen muntje wordt snel na de gift bekeken en weggestopt, waarop de handen weer naar voren gaan.

Als je op bezoek bent in een grote stad, dan blijf je niet op je hotelkamer hangen. We besluiten om erop uit te gaan en allerlei bezienswaardigheden van dichtbij te gaan bekijken.

Als we later in de middag terugkomen, zit de man er nog steeds, in dezelfde houding. Oefening baart kunst. De man is op zijn terrein een expert, een held, een kunstenaar.

Welkom in…

De lucht is grauw. Een witte deken hangt laat boven het gras, een lichte motregen maakt het gemiezer compleet. Tussen de palen van de bovenleiding flitst het landschap voorbij. Het is een soort van hutspot van huizen, weilanden, bomen en wegen waarop kleine autootjes langzaam voortsukkelen. Een enkel schokje of een kort ‘kedeng-kedeng’ verraadt iets van de aard van het voertuig waarin ik zit, maar verder voelt alles netjes zacht, verend, comfortabel en geleidelijk aan.

Ik kijk uit het raam, speurend naar een verschil in het landschap, een aanknopingspunt waaraan ik het passeren van de landsgrens zal kunnen afleiden. Wel grappig eigenlijk. Kun je het verschil zien tussen Nederlandse of Duitse weidevelden? Zien de Duitse koeien er anders uit? We passeren een stadje. Nederlandse teksten op de reclameborden en wegwijzers. Dat is dan duidelijk.

In het stadje is nauwelijks iemand op straat te zien. Het kan het tijdstip zijn, het gegeven dat mensen naar hun werk zijn, op school zitten, of thuis van een kop koffie genieten. Het miezerige weer nodigt ook niet echt uit voor een wandelingetje in de buitenlucht.

De trein stopt bij het stationnetje. Op het perron is evenveel beweging als in de trein. Twee of drie mensen stappen uit en evenveel stappen er in. Gehaaste voetstappen op het perron om de nattigheid te ontvluchten. Een blik op het bord buiten de trein vertelt me dat ons voertuig precies op tijd is. Dat mag ook wel eens gezegd worden.

De trein zet zich met een schokje weer in beweging en vervolgt zijn spoor en ik mijn speurtocht. Auto’s bij spoorwegovergangen zijn voorzien van een Nederlandse kentekenplaat. Het zegt niet alles, dat weet ik, maar ik neem alle aanwijzingen mee.

Het is nog erg rustig in ons rijtuig. We hebben bijbetaald om zeker te zijn van een zitplaats, maar een licht gevoel van spijt bekruipt me. Bijna alle zitplaatsen zijn nog leeg. Een enkele haardos die boven of langs de stoelen uitsteekt verraadt de aanwezigheid van een andere passagier.

Nu valt me ineens op dat de masten van de bovenleiding veranderd zijn van vorm. Ook de paaltjes die langs de wegen staan waar we voorbij flitsen zien er ineens subtiel maar onmiskenbaar anders uit. Ook dát zijn aanwijzingen, maar alle velden en bomen zien er nog steeds gewoon als velden en bomen uit.

De omroeper maakt een eind aan de onzekerheid en heet ons in verschillende talen welkom in Duitsland. Herzlich wilkommen in Deutschland!

De blauwe Donau

Aan weerskanten van het grote plein in het stadscentrum van Berlijn staan twee kerkgebouwen tegenover elkaar, hoewel ze niet allebei meer als zodanig in gebruik zijn. Er tussenin staat aan de lange zijkant van het plein het prachtige en imposante Berlijnse concertgebouw. Prachtige gebouwen aan een groot en groots plein. Om het plein staan gebouwen uit verschillende stijlperiodes, die als belangrijke overeenkomsten de hoogte en de afmetingen hebben.

De aanwezigheid van een concertgebouw trekt allerlei straatartiesten aan, waar je wel eisen aan mag stellen. Zo staat er vandaag een violiste. Bescheiden, of goed doordacht, heeft ze een plekje aan de zijkant van het concertgebouw uitgezocht, precies bij een van de terrasjes.

Zoals het een violiste naast een concertgebouw betaamt, stemt ze eerst zorgvuldig haar instrument. Dan speelt ze, overeenkomstig de verwachtingen die je hier mag hebben, met een mooie en heldere toon. Uit bescheidenheid houdt ze het volume binnen de gewaardeerde perken.

In haar eerste muziekstuk herken ik de melodie van de Schönen Blauwen Donau. Berlijn is niet echt de stad van Strauss, maar een kniesoor die op dat soort trivialiteiten let. Ze heeft een voorzichtig tempo uitgezocht, dat niet al te veel van haar vingervlugheid vraagt. Dat geeft de vrolijke klanken meteen iets triestigs. Een beetje jammer.

Ze is zo gaan staan dat ik vanaf het terras haar schuin van achteren zie. Een gemiste kans, als ze het publiek op het terras met haar muziek had willen aansporen iets in het bakje te doen, dat voor haar op de grond staat. Ze heeft haar hoop blijkbaar gevestigd op voorbijgangers.

Tot mijn verbazing heeft ze al na een paar maten succes. Een man, vrouw en kind komen voorbij en deponeren ieder iets in het bakje. Daarmee is het de komende minuten dan wel afgelopen.

Na de Blauwe Donau speelt ze, in ongeveer hetzelfde tempo, een andere melodie om daarna opnieuw de Blauwe Donau te eren. Hm. Nogal beperkt en risicoloos repertoire dus.

We verlaten het terras en bekijken nog een keer het plein en de imposante gebouwen op en langs het plein en vergapen ons voor de etalage van een beroemde chocolaterie. Prachtig, al die kunstwerken in chocolade. Als we na een minuut of tien weer in de buurt komen van het concertgebouw stroomt de Blauwe Donau nog steeds traag voorbij.

Met de trein

Echte reizigers zijn we niet. De fiets en soms de auto brengen ons overal waar we zijn willen. Het bestaan van alternatieven als bus, trein of vliegtuig is ons natuurlijk wel bekend, zo erg is het niet, maar worden door ons zelden of nooit benut.

Vandaag is het anders. Een langere reis in oostelijke richting en dus over de grens heeft ons doen besluiten te kiezen voor een vervoermiddel dat een minder grote aanslag doet op het eigen concentratievermogen. We hebben gekozen voor de trein. Lekker rustig en ontspannen, geen gedoe met routeplanners, landkaarten of verkeersopstoppingen. Of toch een beetje, de juiste route moet wel even uit- en opgezocht worden. Maar dank zij de moderne tijd, de computer en het internet is het nu allemaal goed gekomen. De route is gepland, de kaartjes zijn online besteld en de vervoersbewijzen zitten uitgeprint in onze rolkoffertjes. Overigens zijn dat ook uitvindingen van wereldformaat die vermoeide armen, ruggen en uithoudingsvermogen sparen.

Als je zelden of nooit met de trein reist is het toch, hoe vreemd dat ook klinkt, een beetje spannend. Verhalen genoeg over vertraagde aankomst- of vertrekmomenten en mislukte overstaps. We gaan drie treinen nodig hebben en dus twee keer een overstap. Volgens de planner met wel tien en dertig minuten overstaptijd. Tijd genoeg dus en geen echte reden tot zorg, ongerustheid of paniek. Maar toch dat hele kleine beetje spanning.

De tweede overstap brengt ons naar de internationale trein, goed voor verhoogde waakzaamheid. Gelukkig hebben we hier gereserveerde plaatsen in rijtuig nummer 7. Aan de vensters zijn duidelijk nummers bevestigd om het de reizigers gemakkelijker te maken het juiste rijtuig te vinden. Gericht instappen zonder de hele trein door te moeten schuifelen, dat is prettig. We stappen dus in rijtuig 7 in en vinden op de door ons gereserveerde plaatsen in een bijna leeg rijtuig twee dames aan. Ai, het gaat nu al mis. De dames zijn heel stellig. Nee, zij zitten goed want ze hebben in rijtuig 6 gereserveerd en dit is rijtuig 6, zeker weten. We lopen een rijtuig verder. Aan de buitenkant zien we een hele duidelijke acht. Op een scherm binnen staat een zeven. Zoek het maar uit. We gaan zitten, in de hoop dat de conducteur ons hier niet zal verjagen. Treinreizen blijven spannend. En had ik al gezegd, we zijn niet echt reizigers.