’s Nachts schrijven

Het is een kwestie van het goede moment. En dat is nu aangebroken, dus:

‘Ik heb het allemaal al gepland, nu gaat het gebeuren!’ zeg ik tegen mijn vrouw en kinderen. Naar hen opkijkend ontmoet ik de vragende blikken. Je ziet ze denken: ‘Wat heeft-ie nu weer bedacht?’ Afwachtend kijken ze me aan. Nu ik de aandacht heb, moet ik niet te lang wachten.

Ik haal even diep adem, en kom met mijn aankondiging.

‘Komende vrijdagnacht ga ik niet slapen: ik ga schrijven. Ik voel dat het nu gaat lukken!’

Niet iedereen slaagt er even goed en serieus in om naar mij te blijven luisteren. Naast de ongelovige gezichten en opgehaalde schouders is de eerste afdwalende blik gevonden. Maar ik laat me er niet door afleiden. Ik heb een voornemen gemaakt, mijn besluit is genomen en niets zal me daar van af kunnen houden.

Iedereen weet immers dat de nacht bij uitstek geschikt is om te werken. Heerlijk, rust! Niemand die je stoort, geen lawaai op straat, niemand die tegen je aanpraat, niemand die nu en wel meteen dingen van je gedaan wil krijgen, zodat er van echt schrijven natuurlijk geen ene donder terecht kan komen. Vroeger al, als student, heb ik die vroege nachtelijke uurtjes leren kennen en waarderen. Ze omarmden mij en ik hén. Misschien gedwongen, waren we op elkaar aangewezen, en misschien lag de dringendste noodzaak aan mijn kant, maar we hebben veel tot stand gebracht samen. Ik kan wel zeggen, dat mijn tentamen- en examencijfers nog steeds met warme, dankbare gevoelens terugdenken aan die heerlijke en productieve nachtelijke uurtjes.

En nu zal het dan weer gebeuren, ik verheug me er al op. Eindelijk zal ik mijn uurtjes weer wakend en werkend ontmoeten, al die keren dat ik de nachtelijke uurtjes feestend tegenkwam laat ik hier buiten beschouwing. Dat is geen werk, tenslotte.

De hele dag en avond houdt mijn voornemen me bezig. Ik kan niet wachten tot iedereen naar bed zal zijn. En dat duurt lang. Maar tegen twaalven verdwijnt dan toch eindelijk iedereen naar de slaapkamers. Ik haal even diep adem. Het is zover. Het is stil. Daar zet ik me dan, de pen in de hand, het papier voor me. Ik heb een goed glas wijn tactisch opgesteld, de fles niet al te ver uit de buurt. Een blokje kaas voor de broodnodige innerlijke versterking. En iedereen te bed. De woorden vloeien als het ware onder druk uit de pen.

Een enkele keer stopt de pen en volgt een moment van rust, van bezinning, een moment waarop de inspiratie haar voorbereidende werk doet. Het is ook een prima moment om te zorgen dat het wijnglas ook in goede conditie blijft. En daarna ijlt de pen zich verder. Op zo’n rustmoment concentreer je je het best, als je heel even de ogen dicht doet. Héél even. Het is een extra momentje van diepere stilte en afzondering van je omgeving. Het ordent je gedachten zo fijn.

Als ik ze weer ogen doe, vind ik mezelf op het vel papier terug. Er komt weer licht door de gordijnen naar binnen. Wat gedesillusioneerd en bestoppeld richt ik mij van het niet geheel gevulde vel papier op. Het vel is dan misschien niet helemaal vol, het glas in ieder geval ook niet meer. Sommige zaken waren dan toch in ieder geval goed tot een einde gebracht.

‘Nog een paar woorden, een paar zinnen’, zeg ik tegen de met een nauw verholen glimlach op het gelaat binnentredende huisgenoten. IJverig kras ik nog wat op papier. Ik hoor zacht gegrinnik. Wie weet hoelang ze me op het papier hebben laten liggen, de stiekemerds!

‘Het was een goede nacht,’ zeg ik, terwijl ik de papieren bij elkaar raap en weg strompel naar de slaapkamer.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *